Zoeken
 


Buitenlandse Zaken hield kritisch Irak-advies achter

Laatste wijziging: woensdag 21 januari 2009 om 11:09, 4140 keer bekeken Print dit artikel Bekijk alle nieuws feeds van onze site
 
woensdag 21 januari 2009


Den Haag - De ambtelijke top van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in 2003 een kritisch juridisch advies over de politieke steun aan de Irak-oorlog weggehouden bij de minister.

In een geheim memorandum van 29 april 2003 stelt de Directie Juridische Zaken (DJZ) van het departement dat de juridische onderbouwing van het standpunt van het toenmalige kabinet-Balkenende „zowel materieel als procedureel tekort” schiet (punt 16 in memorandum). De juristen schatten zelfs in „dat Nederland een eventuele procedure voor het Internationaal Gerechtshof hierover zou verliezen” (punt 9).

De toenmalige secretaris-generaal (SG) van het departement, Frank Majoor (tegenwoordig permanent vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties), besloot de notitie niet door te sturen aan minister De Hoop Scheffer (CDA), aan wie deze gericht was. „Goed opbergen in de archieven voor het nageslacht, de discussie is hiermee voor dit moment gesloten!”, werd op het memo geschreven.

De juristen reageerden met de opmerking: „Het audite et alteram partem (hoor en wederhoor, red.) geldt hier kennelijk niet.” Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) wil niet ingaan op de vraag waarom de SG het memo niet doorstuurde en of De Hoop Scheffer destijds wellicht mondeling kennis heeft genomen van de inhoud van het memorandum.

Juridische basis

Eerder werd al bekend dat ambtenaren, voor het uitbreken van de oorlog, waarschuwende notities hadden gemaakt over de rechtmatigheid van de invasie. Nu blijkt dat er op het departement van BZ ook na de inval een ambtelijke strijd heeft gewoed over de juridische basis voor de politieke steun die Nederland aan de Amerikaans-Britse operatie had gegeven. Het kabinet, maar ook een deel van de ambtelijke top op BZ, vond dat de invasie kon worden gesteund zonder een specifieke resolutie van de VN Veiligheidsraad die geweld legitimeerde. Volgens Nederland was zo’n resolutie weliswaar „politiek wenselijk, maar niet noodzakelijk”. DJZ bestreed dat.

Uit gesprekken met betrokken bronnen en vertrouwelijke ambtelijke documenten blijkt dat de juristen vonden dat hun kritische mening over de rechtmatigheid van de politieke steun een te ondergeschoven rol speelde. Bovendien vond DJZ het bezwaarlijk dat zij moest zorgen voor voor „een zo goed mogelijke juridische onderbouwing van het Nederlandse standpunt” en dat haar niet een „objectieve volkenrechtelijke inschatting” werd gevraagd.

Onderbouwing was „vooral politiek getint”

Daarom nam DJZ daartoe zelf het initiatief, omdat de minister anders „onvoldoende geïnformeerd” zou zijn, zo blijkt uit het bewuste memorandum. De juristen vonden dat de toenmalige directeur-generaal politieke zaken zijn mening ten faveure van het kabinetsstandpunt niet met volkenrechtelijke argumenten staafde, maar dat zijn onderbouwing „vooral politiek getint” was (punt 6 in memorandum).

Buitenlandse Zaken wil niet inhoudelijk op de zaak ingaan: „Doorgaans gaan aan de vaststelling door ministers van substantiële teksten een of meer ambtelijke (deel-)suggesties, adviezen en tekstvoorstellen vooraf. Wat telt, is de door ministers uiteindelijk gekozen tekst”, aldus het departement.

Komende weken wordt duidelijk of de Eerste Kamer een onderzoek start naar de besluitvorming rond de Irak-oorlog. Het kabinet beantwoordde onlangs tientallen vragen uit de senaat, maar een meerderheid beoordeelde het resultaat als onbevredigend.



Bron: nrc.nl

Voeg toe aan: