Door Marieke Pril ©2012
Tot voor kort was de algemene filosofie die ten grondslag lag aan de behandeling van ziekten het idee dat genezing het beste bereikt kon worden door het natuurlijke, lichaamseigen mechanisme van zelf herstel te versterken. De visie van de hedendaagse, westerse geneeskunde echter heeft de focus verschoven van het versterken van het menselijk lichaam naar het kunstmatig reguleren ervan; en van het genezen van het menselijk lichaam, naar het vernietigen van de binnendringende lichamen van specifieke (ziekmakende)organismes. Misschien is dit, met mate, een wijze en passende tactiek voor onze tijd, een tijd waarin het menselijk immuunsysteem voor onoverkomelijke uitdagingen staat en komt te staan. Maar durven we zo roekeloos en onbedachtzaam af te stevenen op het compleet afschrijven van de krachten van ons eigen lichaam?
Het lichaam beschikt over een oneindige wijsheid en grote ‘legers’ die ziekten kunnen overwinnen, het leven kunnen verlengen, tegenspoed kunnen overwinnen, en wonderen kunnen verrichten.
Hoe is het de mens ooit gelukt zoveel woeste aanvallen van ziekten, epidemieën, honger en ontreddering te doorstaan zonder de hulp van moderne medicatie, geschoolde artsen en geavanceerde chirurgie?
Als wat in de Bijbel staat kan worden aangenomen voor waarheid, dan strekte de levensduur van individuen in die tijd zich uit tot ver voorbij onze hedendaagse concepten hierover. Zeer recente gegevens tonen tevens aan dat ‘primitieven’ die niet ten prooi vielen aan roofdieren of natuurlijke rampen een veel hogere levensverwachting hadden dan de Moderne Mens (heeft).
Wat hebben we verloren toen er door beschaving eisen werden opgelegd aan ons natuurlijk instinct?
Wat heeft de mensheid vergezeld tijdens zijn miraculeuze reis van een bestaan in de bomen, tot de randen van de wereld en naar de overkant van de Savannen? Ons hoogontwikkelde brein en het vermogen zijn fysiologische zijn te beïnvloeden; dat is onze zegen.
In dit opzicht zijn mensen uniek. Alle levensvormen zijn toegerust met immunologische systemen die overleving van de soort verzekeren. Alleen de mens is twee keer gezegend als bezitter van een brein dat in harmonie kan samenwerken met lichamelijke functies en deze kan sturen, fenomenen die slechts zelden erkend of begrepen zijn.
Maar de wonderlijke krachten van de geest, hoewel in staat aangewend te worden om virale en bacteriële indringers te bevechten, daarbij energieën oproepend vanuit de diepste labyrinten van de geest, kunnen tevens op een dwaalspoor raken en stress, depressie en ziekte veroorzaken.
Zelfheling en zelfvernietiging
De dualiteit van de menselijke aard werd duizenden jaren geleden al erkend evenals de enorme krachten van zelfheling. Door de eeuwen heen zijn we helaas, stukje bij beetje, deze kostbare wetenschap kwijtgeraakt.
Dat we in staat zijn tot zelfheling en zelfvernietiging is een waarheid die werd gebruikt en begrepen door filosofen, religieuze leiders, dokters en zelfs kwakzalvers. We zijn zowel begunstigde als slachtoffer van dit unieke vermogen.
Hippocrates sprak vaak over de rol die artsen kunnen spelen door samen te werken met de natuur.
Hij merkte op dat ‘dokters slechts de spalk aanbrengen; de natuur heelt de gebroken botten’.
En zoals Plato observeerde: ‘De grote fout in behandeling van het menselijk lichaam is dat artsen onbekend zijn met ‘het geheel’. Want een deel kan nooit gezond zijn als het geheel niet gezond is.’
Sigmund Freud sprak over het conflict binnen de menselijke aard, de levenskracht verstrengelt in een constant gevecht met de doodskracht. Hij bestempelde deze als: Libido en destrudo.
Zij, en anderen die hun visie deelden, waren in staat de waarheid te begrijpen die de moderne wetenschap nu ook langzaam maar zeker begint te erkennen, dat lichaam en geest niet gescheiden zijn, maar reageren op elkaar, positief en negatief. We hebben het vermogen onszelf ziek te maken. We kunnen ons zelf ook genezen. We hebben dynamische, onbewuste krachten tot onze beschikking.
Hoewel slechte eetgewoonten, een schadelijk milieu, en blootstelling aan infecties onze fysieke weerstand kunnen verminderen, kunnen de vermogens van de geest en hun invloed op de fysiologische processen beslissend zijn.
Dit is geen onconventioneel concept bedoeld om de waarde van de wetenschappelijke ontwikkeling te denigreren. Artsen uit de antieke wereld kenden en praktiseerden dat wat we nu psychosomatische geneeskunde noemen. Het is dus geen nieuwe wetenschap, maar een die te vaak genegeerd is.
Oude opvattingen met betrekking tot helen
Genezers uit het verleden, die het aan krachtige medicijnen ontbrak, werden gedwongen meer tijd te besteden aan het overdenken van de kwalen van hun patiënten. Ze ontdekten tevens dat fysieke ziekten nauw gerelateerd waren aan emoties en persoonlijke relaties.
Voor een goede gezondheid, zo geloofden ze daarom, was het dus nodig dat mensen met zichzelf en hun omgeving in harmonie leefden. Gezond zijn is in staat zijn veranderingen en tegenspoed het hoofd te bieden met een positieve en uitdagende instelling.
Deze waarheden werden goed begrepen, maar werden vaak gekoppeld aan religieuze, occulte of esoterische rituelen waardoor de patiënt nog sterker in de waarschijnlijkheid van de genezing ging geloven.
In vroege beschavingen werd algemeen aangenomen dat pijn of ziekte kon worden veroorzaakt door geesten of demonen. Vandaag de dag geloven veel mensen dit nog steeds. Wanneer genezingen, remedies gerealiseerd worden, zijn er krachten aan het werk die een combinatie zijn van geloof en overtuiging. Hoe de blinden weer geïnspireerd werden te zien, verlamden om weer te lopen en stervenden geïnspireerd werden weer in het leven te komen bezien sommigen met cynisch ongeloof, maar deze wonderen zijn gebeurd en blijven voorkomen waardoor wetenschappers hebben erkend geloof te hechten aan de mogelijkheid dat het lichaam zichzelf kan genezen.
In het oude Griekenland vertrouwden Tempels van Genezing op vasten, bidden, slaap en psychologische suggestie om genezing te realiseren. Veel van die ideeën vinden hun tegenhanger in moderne concepten van holistische geneeskunde die gebruik maken van de modaliteiten van voeding, biofeedback, hypnose, acupunctuur en psychoanalytische therapie.
Helaas zijn de ontdekkingen van de Grieken en andere verlichte samenlevingen uit de oudheid uiteindelijk weggevaagd in een afgrond van onwetendheid tijdens de duistere middeleeuwen, toen wetenschappelijke rationaliteit in onbruik raakte.
Er waren echter geïsoleerde ‘eilanden’ van wetenschap in de 12e eeuw, zoals het werk van Maimonides, de Hebreeuwse arts en geleerde die de relatie onderzocht tussen ziekte en emotie. Zijn verhandelingen over astma ten gevolge van emotionele stress zijn gelijk aan vele van de moderne proefschriften.
De opkomst van wetenschappelijke psychosomatische geneeskunde
De 19e eeuw luidde een kortzichtige denkwijze in; men stond erop dat als een ziekte niet kon worden bestudeerd onder een microscoop of in een testbuisje, deze niet bestond. Pas rond 1890 verschenen er mensen ten tonele die een verband legden tussen ziekten die niet konden worden geconstateerd en emotioneel conflict. Pioniers op dit gebied waren Jean Martin Charcot, en Sigmund Freud. Hun werk zou uiteindelijk leiden tot de opleving van antieke concepten die tot de moderniteit gebracht werden als psychosomatische geneeskunde (psycho-geest; soma-lichaam).
In de jaren dertig van de vorige eeuw gaf een nieuwe groep van pioniers opnieuw een boost aan deze ideeën en begonnen met onomstotelijke bewijzen te komen dat psychisch conflict de voorbode kon zijn van lichamelijke ziekte. Onder hen bevonden zich o.a. Howard Dunbar en het vooraanstaande team van English en Weiss.
De nadruk, tot omstreeks 1950, lag op de formule dat mentaal conflict leidde tot somatische ziekte. Tijdens die periode werd er een bescheiden maar monumentaal werk gepubliceerd die generaties van wetenschappers zou omleiden richting andere aspecten van de psychosomatische geneeskunde.
Het boek met als titel ‘De wil om te leven’, geschreven door Dr. Hutschnecker blies de concepten van Freud over de dualiteit van de menselijke aard nieuw leven in, en suggereerde dat binnen in ons een constante worsteling plaatsvindt tussen de wil om te leven en de wil om te sterven. Hutschnecker ging zelfs nog een stukje verder, hij toonde aan dat we de wil tot leven kunnen aanwenden om onszelf te drijven tot een goede gezondheid, om ziekten te overwinnen en ook om gebruik te maken van de juist gerichte levenskracht om succes te bereiken in ons dagelijks leven.
Wij kunnen onze ziekten selecteren; Ook zijn we in staat de tijd waarop we sterven te selecteren, zo gelooft Dr. Hutschnecker. Sindsdien zijn er vele studies verschenen die deze theorie bevestigen; kankerpatiënten, voor een groot deel, voldoen aan dit profiel, evenals slachtoffers van maagzweren , patiënten met diabetes, hartpatiënten en een breed scala aan invaliden wiens ziekten psychosomatisch begonnen en zich vervolgens ontwikkelden tot bonafide rampen.
Zelfheling: Meer dan een theorie
De medische wereld geeft toe dat ongeveer 50% van alle ziekten, wanneer met rust gelaten, uiteindelijk uit zichzelf zullen genezen.
Zeer tot hun eigen verrassing getuigen kankerspecialisten van een aanzienlijk aantal patiënten die ‘in remissie gaan’ of kankervrij zijn of wiens klachten voor zeer lange tijd verdwijnen.
Moeten we onszelf ermee tevreden stellen deze gevallen van zelf heling te beschouwen als slechts mysterieuze gebeurtenissen, of kan de mogelijkheid dat er hier Vitale Krachten aan het werk zijn serieus worden overwogen?
Liefde en licht
Marieke Pril
Bron: mariekepril.nl
Voeg toe aan: