Sterren ontstaan uit reusachtige gaswolken in sterrenstelsels. De snelheid waarmee dat gebeurt is in de loop van de tijd echter veranderd: vroeg in de geschiedenis van het heelal produceerden sterrenstelsels tien keer zo veel nieuwe sterren als nu. Maar waarom? Was er meer gas aanwezig waaruit sterren konden ontstaan of verliep de stervorming toentertijd om de een of andere reden gemakkelijker? Een internationaal team van sterrenkundigen heeft sterke aanwijzingen gevonden dat de eerste verklaring de juiste is (Nature, 11 februari). Dat blijkt uit onderzoek met de IRAM radio-interferometer op het Plateau du Bure in Frankrijk. Met dat instrument is voor het eerst het koude moleculaire gas in beeld gebracht dat deel uitmaakt van verre sterrenstelsels waarin veel stervormingsactiviteit plaatsvindt. Daaruit kan worden opgemaakt dat sterrenstelsels drie miljard jaar na de oerknal nog voor 44 procent uit koud gas bestonden, en twee miljard jaar later nog voor 34 procent. Maar inmiddels is dat gedaald tot 3 à 10 procent - ruwweg vijf tot tien keer zo weinig als vroeger. Dat maakt het zeer aannemelijk dat de teruglopende hoeveelheid gas bepalend is geweest voor de daling van het stellaire geboortecijfer.
Meer informatie:
Gas steigert die Geburtenrate
Bron: astronieuws.nl
Voeg toe aan: