Extreme bewoners van de hoogste luchtlagen zijn niet buitenaards, maar wel interessant voor de biotechnologie.
Bacteriën zitten echt overal. Tot in de hoogste lagen van de atmosfeer. Vorige week ving een Indiase stratofeerballon op veertig kilometer hoogte drie onbekende soorten bacteriën.
De Indiërs gaven ze de namen Janibacter hoylei (naar de astronoom Fred Hoyle, die ooit suggereerde dat het griepvirus uit de ruimte kwam); Bacillus isronensis (naar hun eigen onderzoeksinstituut, ISRO) en Bacillus aryabhata (naar de beroemde Indiase astronoom Aryabhata). Deze drie soorten kunnen blijkbaar geruime tijd leven bij extreem lage temperaturen en in extreem ijle lucht. En ze hebben ook geen problemen met de UV-straling van de zon die normaliter dodelijk is voor bacteriën.
De Indiase onderzoekers hadden acht jaar geleden al naar stratosferische bacteriën ‘gevist’, maar hebben het experiment herhaald onder veel strengere condities (zoals het al op grote hoogte invriezen van de bacteriemonsters), om er zeker van te zijn dat de monsters onderweg naar beneden niet ‘besmet’ raken met bacteriën die op lagere hoogten rondzweven.
De Indiërs suggereerden dat hun vondst wellicht een buitenaardse oorsprong heeft, maar die kans is uiterst klein. Dat maakt deze bijna-ruimtevaarders niet minder interessant. Biotechnologen zijn altijd op zoek naar genen die levensvormen beschermen tegen extreme omstandigheden, en daarover lijken zij ruimschoots te beschikken.
Bron: depers.nl
Voeg toe aan: