De overheid lapt (eigen) regels over de bescherming van gegevens aan de laars. Dat blijkt uit een interne rapportage van het Ministerie van Justitie. De fouten worden door opsporingsdiensten gemaakt bij het opvragen en gebruiken van gegevens van klanten van telefoon- en internetdiensten. Jaarlijks worden zo’n drie miljoen gegevens opgevraagd van telecom-klanten (naam, adres, telefoonnummer, mailadres).
De rapportage (CIOT 2009) is publiek gemaakt door digitale burgerrechtenbeweging Bits of Freedom. Deze kreeg het rapport pas in handen na een beroep te hebben gedaan op de Wet Openbaarheid van Bestuur.
De rapportage over de handel en wandel van het ministerie en van opsporingsdiensten bevestigt het beeld van eerdere jaren. Aanbevelingen en afspraken om het beter te doen, blijken niet of nauwelijks te worden opgevolgd. Een veel voorkomende fout is dat niet wordt nagegaan of de vraag om de privacy-gevoelige gegevens rechtmatig is. Een andere zich herhalende onrechtmatigheid is dat niet bevoegde ambtenaren de databank met de gegevens gebruiken.
Dat de rapportage pas openbaar kon worden door gebruikmaking van de Wet Openbaarheid van Bestuur is tekenend voor het denken van de overheid. Openbaarheid is lastig, vooral als daardoor blijkt dat de overheid zich niet aan de eigen regels houdt en niet doet wat ze zegt te doen.
De weerstand van de overheid ten aanzien van duidelijkheid over privacy-gevoelige informatie is groot. De overheid wil het liefst haar gang gaan, in haar bijkans ongebreidelde wens om big brother te worden. De logica van de grote allesweter kent geen regels van democratie, noch van verantwoording, ze kent alleen de wet van steeds meer en steeds verfijnder.
Iedereen weet hoe de logica van big brother vastloopt. In de wereld van informatieverzameling geldt de gouden regel dat je eerst moet weten waarom je data verzamelt, voordat je begint te verzamelen. Het big brother-denken kent die verstandige volgorde niet; dat wil alleen maar zo veel mogelijk verzamelen. Dat zien we dan ook in ons land gebeuren. We registreren kentekens van miljoenen auto’s, met als rechtvaardiging dat het weten waar een bepaalde auto is, kan helpen misdaden op te lossen. Hetzelfde argument wordt gehanteerd om gebruik van telefoondiensten en internet op te slaan. De hooiberg waarin wellicht ooit een speld wordt gevonden, is uiteindelijk veel duurder dan andere andere opsporingsmethoden ooit zouden kosten.
We krijgen zóveel gegevens dat het beheer ervan meer inspanning vraagt dan het nut ervan ooit kan opbrengen. In de Verenigde Staten is alarm geslagen over de bizarre praktijk van de opslag van gegevens in het kader van terrorismebestrijding. Na 11 september 2001 heeft het land - bijna in blinde paniek - een netwerk opgezet van instanties en bedrijven die data verzamelen. Er zijn er zo veel van en het zijn zo veel data dat niemand - ook Obama niet - nog enig zicht heeft op wie wat waarom doet. En dus heeft niemand de eindcontrole, werken diensten elkaar tegen, worden verantwoordelijkheden ontkend en is de onveiligheid van het land toegenomen in plaats van afgenomen.
...en de gevaren
Nederland is de Verenigde Staten niet, maar in Nederland heerst een met die van de Verenigde Staten te vergelijken geest, namelijk die van de oppermachtige staat die alles wil weten. De geest van big brother is niet uit op effectiviteit, maar op getallen en op schijnmacht. Haar logica is van een andere rationaliteit dan die van nuchtere, verstandige mensen. Daarom leidt big brother in de Verenigde Staten en in ons land niet tot meer veiligheid, maar juist tot minder veiligheid en meer kosten. Om over de privacy en over het misbruik van gegevens na het overtreden van regels - waar de overheid ook een handje van heeft - nog maar te zwijgen.
De steeds groter wordende macht van big brother in het overheidsdenken maakt dat ook in dit opzicht de overheid steeds minder de dienaar is van het volk en steeds meer trekken krijgt van de vijand van het volk.
Bron: frieschdagblad.nl