Zoeken
 


Sleutelen aan de schepping

Laatste wijziging: vrijdag 30 oktober 2009 om 19:01, 4343 keer bekeken Print dit artikel Bekijk alle nieuws feeds van onze site
 
vrijdag 30 oktober 2009

Een half miljoen velletjes. Zoveel papier is nodig om in 2003 de drie miljard tekens van uw DNA uit te printen. In dat jaar zal het Human Genome Project zijn afgerond en zullen de ruim honderdduizend genen van het menselijk DNA in kaart zijn gebracht. Een monnikenwerk dat - volgens optimistische wetenschappers - de geheimen van de schepping zal onthullen. Voortaan weten we van onze ongeboren kinderen de maten van het lichaam, de kleur van de ogen en de leeftijd waarop ze sterven. Als we het eenmaal weten - en dat is dus bijna zover - zullen we het ook zelf gaan bepalen.

Of de uitkomst van het genoomproject nu bevredigend zal zijn of niet, het is duidelijk dat het leven van de nieuwe mens voor een groot deel zal worden bepaald door de kennis die het project oplevert. Het is zeer waarschijnlijk, dat genetische testen onze aanleg voor alle bekende ziekten bepalen. Al in het embryonale stadium kunnen genen worden aan- en uitgeschakeld - bijvoorbeeld om te voorkomen dat een mogelijke toekomstige ziekte zal toeslaan. Mochten we niettemin ziek worden, dan halen we een op het lijf geschreven recept. Onze DNA-kaart - die we dan als microchip onder de huid dragen - onthult tot in detail onze persoonlijke genetische make-up. De computer zoekt de juiste medicijnen zonder bijwerkingen. Dat is nog eens iets anders dan eindeloos uitproberen of een medicijn wel aanslaat. Voorbij zijn die vragen waarom hetzelfde medicijn bij de één werkt en bij de ander niet. Een grote verbetering, dus. Geld en levens worden gespaard. En dat is nog maar het begin, want wat kunnen we straks eigenlijk niet? We zullen onszelf kunnen kopiëren (klonen), we kunnen genen van dieren in mensen zetten en transgene varkens kweken als menselijke orgaanfabrieken.

Behalve gezonder zal de nieuwe mens ook mooier willen zijn. De gang naar de plastische chirurg is niet meer een zorgvuldig bewaard geheim, maar een kans om de ster van ieder verjaardagsfeestje te zijn. Ervoor: 'Wat dapper van je!' En erna: 'Wat ben je mooi!' Jammer alleen, dat we meer op elkaar gaan lijken. We willen namelijk allemaal dezelfde neus en dezelfde lippen. Het ideale lichaam bestaat uit de lippen van Claudia Schiffer, de neus van Cindy Crawford, de ogen van Sophia Loren, de wangen van Kate Moss en de benen van Elle McPherson. De plastische chirurg heeft maar een handvol foto's op zijn prikbord nodig. Ook de farmaceutische industrie draait op volle toeren om mensen aantrekkelijker, sterker en slimmer te maken. En potenter. Viagra was nog maar het begin. Binnenkort kunnen we medicijnen verwachten tegen kaalheid, rimpels, geheugenverlies, gespannenheid, vraatzucht en incontinentie. Die zullen het goed doen op de markt. Immers, een mens slikt nu eenmaal liever een pil dan dat hij een dieet volgt of oefeningen doet. Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan?

De nieuwe generatie medicijnen is niet bedoeld om ziekten te genezen of te onderdrukken, maar is gericht op preventie. Als pil tegen depressiviteit zette Prozac de deur open naar een hele reeks life-style drugs. Veel van deze middelen moeten een leven lang worden geslikt om hun werking te behouden. Als je DNA-kaart een kale kruin voorspelt op je dertigste verjaardag, moet je er vroeg bij zijn om dat moment te voorkomen. Dat wordt slikken - van jongs af aan. Als je je kind wilt behoeden voor Alzheimer - en welke ouder wil dat niet? - is een pilletje per dag een uitkomst. Toch? Dergelijke pillen zijn al op de markt. Evista, bijvoorbeeld, van de firma Eli Lilly, dat het hormoon oestrogeen - dat borstkanker kan veroorzaken - blokkeert en bovendien de botmassa doet toenemen, waardoor osteoporose wordt tegengegaan. Alleen al in de Verenigde Staten zijn er achttien miljoen vrouwen die aan osteoporose lijden en negenentwintig miljoen vrouwen die een verhoogd risico op borstkanker hebben. Geen geringe klandizie.

Maar het is niet alleen de farmaceutische industrie die gretig inspeelt bij de groeiende interesse in de preventie van ziekten, ook de alternatieve markt vaart er wel bij - soms met eeuwenoude middelen die oorspronkelijk een iets ander doel dienden. Brain boosters, smart drinks, vitaminepreparaten en voedingssupplementen zijn er in overvloed: bloedzuiverende knoflook, lecithine, versterkende Spirulina, aderverzorgende Venal, oppeppende en inspiratiegevende guarana-drank, concentratie- en geheugen bevorderende Ginkgo biloba, oppeppers als Energy Booster, Ginseng Blast, Ostrin Plus-capsules en preventieve pillen als Prostaat Vitaal voor wie te veel Passion Stimulator heeft geslikt.

Over de hele wereld worden iedere dag duizenden nieuwe middelen getest. Kostte het ooit vijftien jaar om een medicijn te ontwikkelen, met nieuwe technologie en kennis over hoe de cel werkt, zijn er inmiddels flink wat jaren van die incubatietijd afgegaan. Om al die pillen kwijt te raken worden mensen voortdurend nieuwe problemen aangepraat. Zo is verlegenheid tegenwoordig een 'chronische, geestelijke aandoening'. Het is onderzocht en hele volksstammen blijken volgens een Amerikaanse mediacampagne - 'Stel je voor dat je allergisch bent voor mensen' - aan deze sociale fobie te lijden. Gelukkig is er nu een pil - Paxil - om je eroverheen te helpen (zie ook Ode 28, pagina 43). De menopauze is ook een ziekte geworden. Voor vrouwen geen onbekend verhaal, maar volgens de persberichten van de pillenfabrikant hebben ook mannen ineens last van een menopauze - maar mannen hebben helemaal geen menses (Grieks voor perioden) en kunnen die al helemaal niet stoppen (pausis), terwijl ze ook geen aanwijsbare plotselinge hormonale veranderingen ondergaan. Maar goed, mannen hebben nu dus ook 'opvliegers' en worden 'depressief', maar - oh toeval! - daar kunnen ze pillen tegen slikken. De medicalisering van de westerse man neemt een grote vlucht. In juli 1998 gaven de Amerikaanse posterijen zelfs een postzegel uit waarop mannen werd aangeraden vaker naar de dokter te gaan en zich regelmatig op prostaatkanker te laten checken. Men vond dat de man zich onvoldoende zorgen maakte om zijn gezondheid.

Als je eenmaal aan de schepping gaat sleutelen, zijn er vele onzekere factoren. Niemand kan voorspellen wat de toekomstige bijwerkingen zijn van deze nieuwe medicijnen en hun combinaties. Spookverhalen daarover zijn er in ieder geval voldoende. Onlangs bleek bijvoorbeeld, dat de combinatie van twee middelen tegen vraatzucht - fenfluramine en phentermine - tot ernstige hartklachten leidde. Voor zes vrouwen was een acute hartoperatie het enige redmiddel. Of neem de transgene varkens die ons straks van alle mogelijke organen moeten voorzien. Een veelbelovend plan, want duizenden mensen die nu sterven omdat de wachtlijst voor een nieuwe nier te lang is, kunnen worden gered. Maar een kritische vraag over de overdracht van dierlijke virussen is niet of nauwelijks gesteld. Het is aannemelijk, dat de kans bestaat dat dierlijke virussen bij zulke orgaantransplantaties vrij spel krijgen. Bij transplantaties wordt het immuunsysteem chemisch sterk onderdrukt om afstoting te voorkomen. Het zou niet de eerste keer zijn dat dierlijke virussen via medische handelingen in de mens terechtkomen. Het gevaarlijke Afrikaanse Ebola-virus moest het nog op eigen houtje doen om voor de mens een lastpak te zijn, maar voor de eventuele nieuwe virussen is het een koud kunstje: ze worden via lever of nier netjes in een menselijk lichaam ingebracht.

Zulke perspectieven weerhouden farmaceutische giganten - zoals Novartis Pharma AG, Nextran en Imutran - er niet van om volop te experimenteren. Thans worden op hun verzoek varkensorganen in bavianen getransplanteerd. Novartis produceert een middel dat vrijwel iedere patiënt die een orgaantransplantatie ondergaat, slikt om afstoting te voorkomen. Wanneer het wordt toegestaan om varkensorganen in de mens te transplanteren, zal de verkoop van dit middel - cyclosporine - met sprongen stijgen. De truc is dus eigenlijk kinderlijk eenvoudig: het geld wordt twee keer verdiend: met de transplantatie en met de medicijnen om de bijwerkingen van de transplantatie te verzachten.

Vergeleken bij dit soort levensgevaarlijk gemodder van de farmaceutische industrie lijkt het genoomproject een uitkomst. Wat is er mooier dan direct op het diepste niveau de oorzaak van de ziekte weg te nemen? Simpelweg een paar genen aan- of uitzetten en hopla, daar is de belofte dat er geen ziekte zal optreden. Eindelijk zal de moderne geneeskunde zich kunnen verlossen van het verwijt, dat ze slechts aan symptoombestrijding doet. Maar zo eenvoudig is het niet. Complexe organismen als de mens zijn meer dan een optelsom van hun genen. De meeste genen beïnvloeden verschillende aspecten. De relaties tussen genen zijn niet eenduidig en rechtlijnig. Er is sprake van complexe interacties, die ook nog eens door omgevingsfactoren worden beïnvloed. De volgorde van die honderdduizend genen vertelt ons bitter weinig over hun functie en wisselwerking. De paradox: hoe meer we over genen te weten komen, hoe meer we beseffen dat we er weinig van begrijpen.

Neem depressiviteit, volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) binnenkort - naast infectieziekten - de belangrijkste aandoening en doodsoorzaak. Hoe mooi zou het niet zijn om het 'depressiviteitsgen' te vinden en onschadelijk te maken? Het levert een schatrijke Nobelprijswinnaar op en een opgewekte wereld. In de afgelopen twaalf jaar hebben zestien verschillende onderzoeksteams genen voor manische depressiviteit gevonden. Maar helaas, de genen bevonden zich telkens op een andere plek: in totaal vijftien verschillende locaties in elf verschillende chromosomen. Bovendien: geen van de bevindingen - die in de wetenschappelijke en populaire pers met gejuich werden onthaald - kon worden herhaald.

Ander voorbeeld: in 1996 ontdekten wetenschappers een gen voor nieuwsgierigheid. Een jaar later liet een ander onderzoek zien, dat hetzelfde gen een relatie vertoont met de neiging om aan heroïne verslaafd te raken. Als we - met welke bedoelingen dan ook - nieuwsgierigheid willen 'programmeren', zouden we dus ook een verhoogd risico oplopen om verslaafd te raken. Nog zoiets: als we een eigenschap als 'opgewektheid' willen programmeren, dan moeten we alle genen die bij depressie en somberheid betrokken zijn, manipuleren. Stel dat dit lukt, dan is de kans groot dat deze genetisch geprogrammeerde mens - in de woorden van Elsevier-journalist Simon Rozendaal - 'ook verzot is op bungeejumpen, zich na twee bladzijden Stendhal al te pletter verveelt, bij voorkeur onbeschermde seks heeft met een seropositieve asielzoekster, xtc-pillen slikt alsof het Stimorolletjes zijn en er dol op is bloot door het beeld te rennen tijdens een Wimbledon-finale.'

Steeds openlijker klinken dan ook twijfels en serieuze waarschuwingen. In Exploding the Gene Myth komen Harvard-biologe Ruth Hubbard en wetenschapsjournalist Elijah Wald tot de conclusie, dat het genoomproject niet alleen wetenschappelijk en intellectueel frauduleus is, maar wetenschappers bovendien afhoudt van werkelijke oplossingen: 'De focus op micro-organismen en genen leidt de aandacht af van de invloeden vanuit de samenleving. Bovendien stellen wetenschappers op die manier hun eigen monopolie veilig, door de preventie van ziekte binnen de deuren van wetenschappelijke instituten en laboratoria te houden.'

En dan is er de ethiek van de maakbare mens. Stel bijvoorbeeld, dat het ons lukt om 'intelligentie' te programmeren, dan zou dat - voorlopig - alleen zijn voorbehouden aan de zeer rijken. Het gevolg is een nieuwe klassenmaatschappij à la Brave New World. Willen we dat? Genetisch ingrijpen zal ons steeds meer maken tot de stereotype voorgeprogrammeerde alfa's, bèta's en gamma's die Aldous Huxley zo treffend beschrijft. Wat is er tegen diversiteit? En stel nu dat je - als ouder - straks geen hypotheek op je huis hebt genomen om het genetisch optimaliseren van het intellectuele vermogen van je kind te bekostigen, kun je dan op latere leeftijd een proces van je kind verwachten wegens nalatigheid? Willen we eigenlijk wel hyperintelligent zijn? Is het wel zo prettig om over een sterk vergrote geheugencapaciteit te beschikken? Is het niet gezond en prettig dat we ook dingen vergeten? Is een gebrekkig geheugen niet ook een geschenk van de natuur? Voorstanders van gentherapie stappen simpel over zulke ethische overwegingen heen: wat - als het er al is - is het verschil tussen een betere school of een beter gen voor een kind kopen?

Maar zelfs nog voordat we één gen hebben gemanipuleerd, stapelen de problemen zich al op. Er zijn inmiddels meer dan 450 pakketten op de markt om jezelf - en anderen - op genetische aandoeningen te testen. Helaas is aan 99 procent van de geteste genetische afwijkingen niets te doen. Het gevolg is, dat mensen - die zich op dit moment kerngezond voelen - opeens te horen kunnen krijgen dat ze eigenlijk ziek zijn of dat zeer binnenkort zullen worden. Verschillende onderzoeken tonen aan, dat sommige mensen zo ontvankelijk zijn voor een dergelijke mededeling, dat ze alleen daarom al ziek zullen worden. Inmiddels kun je per postorder een watje met speeksel op van alles en nog wat laten testen. Dat leidt tot regelrechte rampen - ook al doordat niet iedere test even betrouwbaar zal zijn: lees de bijsluiter. Zo wijst eenderde van de vaderschapstesten uit, dat de betrokkene niet de biologische vader van het kind is. De gevolgen laten zich raden. Hier wordt de betrekkelijkheid van genetische aanleg meteen duidelijk. Er is immers heel wat meer dan een gemeenschappelijke genetische achtergrond nodig om een hecht gezin te zijn.

Velen kiezen er daarom ook voor om niet te willen weten hoe zij genetisch in elkaar zitten. Dat is hun goed recht. Maar ook dit leidt tot problemen, zoals de erfelijkheidsdeskundige Hans Galjaard beschrijft in zijn boek Alle Mensen Zijn Ongelijk. Een jonge man krijgt te horen, dat hij vijftig procent kans heeft om op middelbare leeftijd de ongeneeslijke ziekte van zijn vader te krijgen. Er bestaat een DNA-test waarmee hij zekerheid kan krijgen of hij inderdaad drager is van deze erfelijke afwijking. De jongen is net bezig carrière te maken, maakt gebruik van zijn recht om het niet te weten en weigert de test. Dan trouwt hij. Ze willen kinderen. Zijn vrouw is zeker: als ze zwanger is, wil ze een prenataal DNA-onderzoek om te weten of haar kind de ziekte van zijn vader zal overerven. Ze vindt dat ze het recht heeft om dit te weten. Maar het dilemma is duidelijk: als blijkt dat het ongeboren kind de genetische afwijking inderdaad heeft, dan kan dat maar van één iemand afkomstig zijn: de vader - en die wilde dat nu juist niet weten.

De opmars van de gentechnologie versterkt de waan dat geluk en gezondheid te koop zijn. In plaats van zélf verantwoordelijkheid te nemen voor zijn welzijn, vertrouwt de mens op de technologie om hem gelukkig, mooi en gezond te maken. Hij geeft zijn autonomie uit handen en levert zich over aan de medische wetenschap en vooral ook aan de industrie, die geld aan hem wil verdienen. Zolang we onze schoonheid blijven afmeten aan een strakke huid en sterke buikspieren, blijven we slaven. Wie vrij wil zijn, zal zich moeten losmaken van de terreur van het 'volmaakte lichaam'. We zijn meer dan mechanisch programmeerbare wezens. We zijn meer dan onze billen, neuzen, merkkleding en haarcoupes. We zijn ook meer dan onze intelligentie of depressie. Schoonheidsidealen als 'zo slank zijn als je dochter' beroven ons van de schoonheid die iedere levensfase met zich meebrengt. Een 65-jarige man heeft nu eenmaal niet de potentie en dadendrang van een 18-jarige. Hoeft ook niet, want ook zijn vrouw verliest rond haar vijftigste het vermogen om kinderen te krijgen. De gedachte achter Viagra - een man is alleen een man als hij een immer kloppend lid heeft - is een belediging voor levensfasen waarin andere vormen van intimiteit aan bod komen. Dergelijke 'medicijnen' draaien de klok op een onnatuurlijke wijze terug. Voor de man, welteverstaan. Zou het middel ook zijn bedacht als er een vrouw op de directeursstoel van Viagra-fabrikant Pfizer zou zitten? Of zou het dan een pil zijn die mannen gevoeliger maakt? Een pil die hen beter doet luisteren en zorgvuldiger laat zijn in het optillen van de wc-bril.

Misschien is een ideaal lichaam maakbaar met pillen en gentechnologie, maar is de mens niet méér dan zijn lichaam? Maken we niet de fout slechts aan de 'auto' te sleutelen, terwijl de 'bestuurder' buiten schot blijft? Wat is een mens? Het lichaam is vergankelijk. Iedere zeven jaar vernieuwen vrijwel alle cellen zichzelf en is er geen molecuul meer op zijn plaats. En toch bestaan 'wij' dan nog steeds. Wat is de kracht die ons maakt tot wie wij zijn? Wat is de kracht die iedere cel bestuurt en bezielt? Wat is onze werkelijke identiteit? De Amerikaanse moleculair bioloog Lee Silver (zie ook pagina XXX) maakt een onderscheid tussen 'leven' en 'levend' - ofwel tussen vegetatief leven en bewust leven. Een plant 'leeft' vegetatief, maar het unieke van de mens is zijn bewustzijn. Hij is 'levend', hij is zich bewust van zijn bestaan en dat bewustzijn tilt hem boven de materie, boven zijn lichaam uit. Dus, wat zijn we eigenlijk aan het veranderen als we genen manipuleren en chemische pillen slikken? Niet onszelf, zo lijkt het. De oppervlakkige veranderingen die we najagen, hebben in feite een hoog ''verras-uw-vrienden'-gehalte. Maar die uiterlijke schoonheid en tijdelijke veranderingen leiden ons wel af van waar het werkelijk om gaat: innerlijke schoonheid, innerlijk welzijn.

In onze drang om onszelf en de natuur te beheersen en te controleren, raken we iets buitengewoon essentieels kwijt: onszelf. We vergeten wie we werkelijk zijn. Door ons steeds meer met ons lichaam te identificeren en de ziel buitenspel te zetten, zijn we niet meer in staat te beoordelen wat wel of niet goed voor ons is. Het gevolg is, dat we onszelf met genen injecteren om onze spieren op te blazen, terwijl we onderweg hart en hersenen opblazen. Om nog maar te zwijgen over de geestelijke schade die zo'n ingreep met zich meebrengt.

Wat is er mis met de natuur? Wat is er bijvoorbeeld mis met een opstandige puber? Twintig jaar geleden werd van pubers niet anders verwacht. Nu krijgen ze Ritalin, zodat ze op school niet al te rumoerig zijn en Prozac, zodat ze niet zo somber lopen te kijken. Er zijn al eens pogingen ondernomen om onvolkomenheden weg te werken en een zuiver ras te kweken. We mogen van geluk spreken, dat destijds niet de kennis beschikbaar was die er nu is. De vraag is echter, of de gedachte achter de technologie wel werkelijk zoveel is veranderd. Het nieuwe gentechnologische denken heeft al een spermabank van Nobelprijswinnaars en een veiling van eicellen van fotomodellen opgeleverd. Is dit echt veel anders dan de Operatie-Lebensborn, waarbij de slimste SS-officieren het bed moesten delen met de mooiste Duitste vrouwen?

De wetenschapssociologen John Fletcher en Dorothy Wertz hebben recentelijk de denkbeelden van erfelijkheidsonderzoekers in kaart gebracht. De uitkomst was schokkend, want alleen het merendeel van genetici in de Verenigde Staten en Noord-Europa had ethisch aanvaardbare bedoelingen. Daarbuiten was rasverbetering de voornaamste doelstelling. Gedwongen sterilisatie en sociale stigmatisering zijn daar gangbare praktijken. Niet alleen in China - waar het voorkómen van de geboorte van 'minderwaardig' leven regeringsbeleid is - maar in geheel Azië, Oost- en Zuid-Europa, Afrika en Latijns-Amerika vindt de meerderheid van genetici het 'onverantwoord' dat ouders willens en wetens een kind met een erfelijk gebrek ter wereld brengen.

De vraag of de nieuwe gentechnologie wel of niet wenselijk is, wordt tegenwoordig overgelaten aan filosofen en ethici. De discussie gaat er allang niet meer over of de genetische benadering überhaupt werkt, maar alleen over de vraag welke toepassingen wenselijk of mogelijk zijn. En dat wordt al snel een irrationele discussie. Aart Brouwer concludeert in De Groene Amsterdammer, dat het genoomproject ons - net als de godsdienst of het communisme van weleer - een eeuwig leven of paradijs op aarde voorspiegelt. We hebben er dus weer een -isme bij: het genomisme - en dat is wel het laatste wat we nodig hebben als we verstandige beslissingen willen nemen. Maar we kunnen ons de moeizame oefeningen in de ethiek besparen, want de vraag of de gentechnologie goed of slecht is, is eigenlijk helemaal niet aan de orde. We hebben geen commissies nodig om te bepalen wat wel of niet goed voor ons is. Techniek is per definitie neutraal - een lantaarnpaal is niet goed of fout, hetzelfde geldt voor atoomtechnologie. Wat telt, is hoe en of wij de technologie gebruiken. En dat is een vraag die geen objectief, voor iedereen geldend antwoord heeft.

Wat bij de een past, kan voor de ander een vloek zijn. Elk mens staat voor de uitdaging in zijn leven zijn eigen brug naar de technologie te slaan. Ofwel: zijn we in staat de verworvenheden van de technologie te integreren? De natuur heeft grillige grenzen en zij laat zich niet forceren. Als de cultuur die grenzen overschrijdt - als de brug niet wordt geslagen - hapert de harmonie: een lichaam wordt ziek of de elementen slaan terug - een varkenshart wordt uitgespuwd, een genetische manipulatie creëert bijwerkingen, woekeringen of gedrochten. Biosfeer II heette het project in de woestijn van Arizona waarin mensen werden opgesloten om te overleven in een kunstmatige natuur. Het project mislukte - die ingreep liet de natuur zich niet opleggen. Onze grootste zorg is cultuur en natuur hand in hand te laten gaan, zodat we onszelf nog herkennen en niet van onszelf vervreemd raken, zoals een automobilist die zijn auto niet meer kan besturen.

Het ziet ernaar uit, dat we in veel gevallen proefondervindelijk zullen moeten ervaren of de nieuwe technologie ons past. En dan te bedenken, dat de gentechnologie ons nu juist zekerheid zou brengen over wat er ging gebeuren, omdat we het zouden kunnen programmeren. Met deze paradox wordt de prijs van het (gen)technologische denken meteen duidelijk: iedere technologische vondst of mechanische oplossing heeft een effect op natuurlijke, biologische systemen. De telefoon maakte het mogelijk iedereen altijd te bereiken, maar ontneemt de moderne mens de telepathische vermogens van natuurvolkeren. Prins Charles verwoordde het in een recente bijdrage aan de gentech-discussie mooi: 'Staan we de industrialisatie van het leven zelf toe, waarbij we de natuurlijke omgeving ten behoeve van ons eigen comfort vervormen?'

Waren we in de jaren zestig en zeventig nog bereid naar binnen te kijken, langzame veranderingsprocessen een kans te geven, de samenleving te 'maken' en onszelf te veranderen, nu slaken we een collectieve zucht van verlichting. We laten het graag aan de machinerie van biologische manipulaties over om betere mensen en een betere samenleving te maken. Overgeleverd aan de dynamiek van de technologie, verliest de nieuwe mens steeds meer het contact met zijn eigen natuur. De uitdaging zal zijn om deze verbinding opnieuw te leggen. Om vanuit innerlijke beleving de technologie te integreren. Want alleen dan brengt technologie ook geluk.

Originele bron: kristijn.com



Bron: aquariusage

Voeg toe aan: