Klimaatverandering heeft effect op veel dier- en plantensoorten. Maar sommige dieren hebben opmerkelijk veel last van extremere weersomstandigheden of temperatuurstijging, blijkt uit onderzoek van het Wereld Natuur Fonds (WNF). De problemen variëren, maar vormen in alle gevallen een ernstige bedreiging voor de soort.
Het WNF stelde een top 5 samen van dieren die een duidelijk signaalfunctie hebben voor de toestand van het ecosysteem waarvan ze deel uit maken. Wat er met hen gebeurt, is een voorteken van de schade die klimaatverandering op grote schaal zal veroorzaken. Als de mens niet in staat is de opwarming van de aarde te beperken, zal niet alleen het voortbestaan van diersoorten bedreigd worden, maar ook van gehele ecosystemen.
• Zeeschildpad: zeeschildpadden hebben een voortplantingsprobleem: bij gemiddeld hogere temperaturen van de bodem verandert bij sommige soorten zeeschildpadden de sekse van het schildpadje in het ei (dat op het land wordt gelegd). Mannetjes in spé veranderen daardoor in vrouwtjes. Ook verdwijnen door de stijgende zeespiegel steeds meer vaste leg-stranden.
• Tijger: de tijger verliest prooidieren door stijgend zeewater en verzilting in één van z’n belangrijkste leefgebieden; de delta van de Ganges in India en Bangladesh. Hij vecht letterlijk met vissers om het bestaan. Het laatste half jaar zijn in dit gebied zeven vissers gedood door tijgers. Als vergelding doden stropers steeds meer tijgers.
• Koraal: satellietwaarnemingen voorspellen voor de komende maanden een ongekende koraalsterfte op het zuidelijk halfrond: koraal bestaat uit duizenden kleine diertjes die essentieel zijn voor de voedselketen in zee. Ze verbleken en sterven al bij geringe stijging van de watertemperatuur.
• Orang-oetan: de orang-oetan vindt steeds minder voedsel doordat extreme periodes van regen het normale patroon van bestuiving en vruchtdragen verstoren; hoe langer de regen aanhoudt, hoe minder vrucht de bomen dragen.
• Bonte Vliegenvanger: de bonte vliegenvanger kan de klimaatverandering letterlijk niet bijbenen. Hij nestelt na terugkeer in Nederland in feite te laat, waardoor z’n jongen geen voedsel hebben: de ‘rupsenpiek’ komt steeds vroeger door klimaatverandering. Toelichting en bronvermelding:
1. Zeeschildpad Zes van de zeven soorten zeeschildpadden zijn (ernstig) bedreigd. Eén van de grootste bedreigingen is het feit dat de schildpadden als bijvangst terecht komen in de netten van vissers. Daarnaast vormt klimaatverandering een steeds groter probleem. Door de stijgende temperatuur, verandert bij sommige soorten zeeschildpadden het schildpadje in wording (in het ei) van sekse. Mannetjes in spe veranderen daardoor in vrouwtjes. Wetenschappers houden over het algemeen een gemiddelde temperatuur van 30 graden celsius van de bodem aan waarbij dit verschijnsel optreedt. Ook verdwijnen door de zeespiegelstijging steeds meer laaggelegen stranden waar de zeeschildpad traditiegetrouw z’n eieren legt. Daarnaast staan fourageergebieden van de zeeschildpad onder druk door stervend koraal (zie ook: koraal).
(Bron: WNF Conservation of the Mesoamerican Reef-program, WNF Hawksbill-turtle-programma, WNF-rapport Marine Turtle Conservation in the Asia Pacific Region, Global Change Biology 2007: Investigating the potential impacts of climate change on marine turtle population).
2. Tijger Eén van de laatste grote leefgebieden voor tijgers, wordt gevormd door de Sundarbans -mangrovebossen in Bangladesh en India. Het bestaat uit ruim honderd kleine en grote eilanden. Rond de 50 eilanden zijn bewoond door mensen.Van de naar schatting resterende 4000 tijgers op aarde, leven er – afhankelijk van de tellingen – tussen de 75 en 275 in dit gebied. Door de stijgende zeespiegel dringt het zoute water steeds verder binnen in de Sundarbans. Het zoute water trekt bij eb niet meer terug, maar blijft achter. Vegetatie sterft af. De hoeveelheid droge grond vermindert. In de afgelopen 20 jaar hebben zo’n 6000 mensen eilanden moeten verlaten die onbewoonbaar waren geworden. Prooidieren van de tijger verdwijnen. Het aantal mens-dier conflicten neemt toe. Vissers wagen zich vaker in tijger-gebied, tijgers gaan op zoek naar voedsel in de buurt van dorpen. Het afgelopen half jaar zijn zeven vissers dodelijk verwond door tijgers. De lokale bewoners nemen vaker wraak op de tijgers; cijfers over gedode tijgers ontbreken. (Bron: cijfers World Conservation Union, WNF-rapport Adapting Conservation in WWF’s Priority Ecoregions, 2007).
3. Koraal Koraal, dat bestaat uit duizenden kleine diertjes, wordt sterk bedreigd door de temperatuurstijging van het zeewater. Koraal is erg kwetsbaar: al bij een relatief kleine temperatuurstijging sterft het af. Dat wordt zichtbaar doordat het koraal dan verbleekt (‘coral bleaching’). Koraalriffen zijn van doorslaggevend belang voor de vissstand: ze fungeren als de kraamkamer van de wereldzeeën. Het belangrijkste koraalgebied is de Koraaldriehoek tussen de Filippijnen, Maleisië, Papoea Nieuw Guinea, de Salomon-eilanden en Oost Timor. Het gaat om een gebied van bijna zes miljoen vierkante kilometer die 75 procent van alle koraalsoorten, zes soorten zeeschildpadden en meer dan 3000 vissoorten huisvest. Koraal produceert organisch materiaal dat als voedsel dient voor vissen en andere zeedieren. Verbleken en afsterven van het koraal heeft een verwoestend effect op de voedselketen. Miljoenen mensen in de regio zijn afhankelijk van de visvangst. Amerikaanse wetenschappers van het overheidsinstituut NOAA voorspellen op basis van satellietwaarnemeningen voor de periode van december 2008 tot en met februari 2009 (de zomer op het zuidelijk halfrond) een extreme koraalsterfte door de opwarming van het zeewater. (Bron: NOAA: US National Oceanic and Atmospheric Administration en WNF Coral Triangle Program.)
4. Orang-Oetan Het aantal orang-oetans is de laatste 100 jaar met 90 procent afgenomen door het verlies (kap en bosbrand) van leefgebied. De gevolgen van klimaatverandering vormen de laatste jaren een extra risico voor het voortbestaan van de orang-oetan. Het dier is voor z’n voedsel afhankelijk van vruchtdragende bomen en lianen. Een kwalitatief goede omgeving voor orang-oetans bevat bomen en lianen die 30 tot 50 procent van het voedsel geven. Langere regentijden verstoren de patronen van bestuiving en vruchtdragen. Als het te lang regent, zetten de bomen geen vrucht. Gevolg: minder voedsel voor de orang-oetans. De periodes van droogte zijn eveneens extremer, waardoor de duur en frequentie van bosbranden toeneemt. (Bron: Climate Change Impacts on Orangutan Habitat, WNF 2007)
5. Bonte Vliegenvanger De kwetterende bonte vliegenvanger kan de klimaatverandering letterlijk niet bijbenen. Deze Nederlandse zangvogel komt te laat terug van z’n wintertrek en begin te laat met broeden, waardoor z’n kroost de ‘rupsenpiek’ mist. Er is dus domweg onvoldoende te eten voor de jongen. In bossen waar de natuur vroeg in het voorjaar op gang komt, is dat effect het meest duidelijk: daar is het aantal bonte vliegenvangers in de afgelopen 17 jaar met 90 procent gedaald. In bossen waar de rupsenpiek later begint, is nauwelijks verandering in het aantal bonte vliegenvangers. Het diertje zelf heeft wel z’n best gedaan; het broedt in vergelijking met 25 jaar geleden al gemiddeld tien dagen eerder. Maar dat is helaas niet genoeg: de rupsen zijn er zestien dagen eerder. (Bron: Ned. Instituut voor Ecologie NIOO, WNF-rapport Bird Species and Climate Change, nov. 2006).
Bron: WNF.nl