BOSTON, 7 DEC 09 - De grote olie- en gasmaatschappijen hebben zwaar gelobbyd om de klimaatwetten die nu door het Amerikaanse parlement worden behandeld in hun voordeel aan te passen. Ze pompen dermate veel kapitaal in het politieke systeem dat ze stevige invloed uitoefenen op de besluitvorming.
Het wetsvoorstel om de klimaatcrisis tegen te gaan, in juni in de Amerikaanse Kamer van Volksvertegenwoordigers werd goedgekeurd, komt neer op een reductie van de uitstoot van broeikasgassen met amper 4 procent in 2020. In de senaat wordt een vergelijkbaar voorstel besproken.
"Er staat nu een klimaatwet op stapel die erg vriendelijk is voor het bedrijfsleven", klaagt Kert Davies, directeur onderzoek bij Greenpeace VS. De Amerikaanse milieubeweging voelt zich machteloos. "Het Amerikaanse parlement wordt omzwermd door duizenden lobbyisten van de private sector. Wij kunnen daar lang niet zoveel mensen tegenoverstellen."
Olie- en gasbedrijven gaven dit jaar al 121 miljoen dollar uit om 745 lobbyisten in Washington te doen ronddraven. Volgens Antonia Juhasz, een kenner van de oliesector, betalen de bedrijven via de Amerikaanse Kamer van Koophandel nog andere lobbyisten die hun belangen verdedigen. Veel van die lobbyïsten zijn voormalige parlementsleden of voormalige hoge ambtenaren.
De volgende tussentijdse verkiezingen in de VS vinden pas plaats in november 2010, maar de grote oliemaatschappijen hebben de geldkraan al opengedraaid. Sinds begin dit jaar hebben ze al 4,4 miljoen dollar uitgedeeld aan parlementsleden en mogelijke tegenkandidaten. Voorop komt Chevron met 328.000 dollar, gevolgd door de Koch Petroleum, Valero Industry en Exxon Mobil, die vergelijkbare bedragen investeerden.
Kandidaten die kans op slagen willen maken, moeten de enorme bedragen uit het bedrijfsleven wel aannemen. Bij de voorbije verkiezingen gaf de gemiddelde succesvolle kandidaat voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers 1,4 miljoen dollar uit, terwijl een senaatzetel zelfs 8,5 miljoen dollar kostte. Dat blijkt uit cijfers van het niet-gouvernementele Center for Responsive Politics.
Het oliegeld vloeit vooral naar parlementsleden die zich op energiebeleid toeleggen. Blanche Lincoln, een senator van de Democraten die in de commissie Energie en Natuurlijke Rijkdommen zetelt, kreeg dit jaar al 210.000 dollar van olie- en gasbedrijven. Zijn Republikeinse collega David Vitter van de commissie Milieu en Openbare werken, haalde 157.000 dollar binnen.
"Dat we nog niet zijn overgeschakeld op alternatieve brandstoffen, is te wijten aan de enorme lobby voor fossiele brandstoffen in de VS", zegt Nick Nyhart, voorzitter van Public Campaign, een organisatie die de invloed van het bedrijfsleven op de Amerikaanse politiek probeert terug te dringen. "Dat weerhoudt ons ervan een richting in te slaan die duurzamer en beter voor het klimaat is."
Bron: ravagedigitaal