Heb uw naaste lief, want dat ben ik

Laatste wijziging: vrijdag 28 augustus om 10:37, 4994 keer bekeken
 
Groningen, vrijdag 28 augustus 2009


Tweeduizend jaar geleden werd er op de weg tussen Jeruzalem en Jericho een eenzame reiziger overvallen. Niemand - zelfs niet de priester die langskwam - stak een hand uit om de man te helpen. Maar vlak voordat hij het bewustzijn verloor, zag hij een vriendelijk gezicht dat zich over hem heen boog en voelde hij hoe twee sterke armen hem optilden en op een ezeltje zetten. Toen hij de volgende dag bijkwam, lag hij in een herberg; zijn wonden verzorgd, zijn dorst gelest. Zijn weldoener was inmiddels verder gereisd, maar had alle kosten op zich genomen. 'Wie is deze man, dat hij zich zomaar over mij ontfermt?', vroeg de reiziger. De waard glimlachtte: 'Zijn naam is Samaritaan.'

Wat we al tweeduizend jaar weten, is nu ook wetenschappelijk aangetoond: Samaritanen zijn zeldzaam. Maar er is ook goed nieuws: altruïsme is te leren. Natuurlijke Samaritanen zijn schaars omdat ze - zo blijkt uit onderzoek - altijd uit een zeer goed nest komen, omringd door zorg en liefde. Mensen die onder moeilijke omstandigheden opgroeien, raken hun natuurlijke vermogen om voor anderen te zorgen kwijt. Helaas geldt dat voor de meesten van ons.

Echtscheidingen, incest, stress en het dagelijkse portie televisiegeweld maken dat we ons vertrouwen en onschuld al vroeg kwijt zijn. Maar gelukkig ontpoppen sommigen zich op latere leeftijd toch nog tot echte Samaritanen. Het blijkt dat het helen van een moeilijke jeugd - en het daaruit voortvloeiende gebrek aan eigenliefde - bij veel mensen via de weg van het leren zorgen voor anderen gaat. Dat is in eerste instantie vaak makkelijker dan voor onszelf zorgen. Op een indirecte manier herstellen we zo de liefdesrelatie met onszelf. Loesje zei het al: 'Heb u naaste lief, want dat ben ik'.

Een goed voorbeeld is Sammy, gedetineerde in de Amsterdamse Bijlmerbajes, kind van een alcoholische, agressieve vader en een moeder die geen tijd voor hem had. Na jaren in drugs en criminaliteit te zijn gevlucht, zit Sammy voor de zoveelste keer achter tralies. Dit keer is hij echter vastbesloten dat het de laatste keer is. Hij laat zich op een drugsvrije afdeling plaatsen en vraagt om begeleiding. Ik ontmoet Sammy voor het eerst als de ergste ontwenningsverschijnselen achter de rug zijn. Ik leer hem mediteren en met andere ogen naar zichzelf te kijken, los van zijn 'ik ben een criminele junk'-bewustzijn.

In enkele maanden tijd zie ik hem van een ontoerekeningsvatbare woesteling veranderen in een aardige jongen die steeds meer oog voor z'n omgeving krijgt. Hij gaat Surinaamse hapjes voor zijn medegevangenen maken en neemt de zorg voor het schoonhouden van de gemeenschappelijke ruimten op zich. Uiteindelijk wordt hij hét aanspreekpunt voor de bewakers als er bemiddeld moet worden tussen gedetineerden en de leiding. Sammy had zichzelf zodanig teruggevonden, dat hij zich aan anderen kon gaan geven.

George Bernard Shaw zei het al: 'Zorg voor de wereld is wat overblijft na zorg voor jezelf.' Altruïsten staan voor anderen klaar omdat ze voor een groot deel met zichzelf klaar zijn. Ze vinden de problemen van anderen belangrijker dan die van zichzelf omdat ze hun eigen moeilijkheden goeddeels hebben overwonnen. Een altruïst is uit zijn eigen kleine wereldje van zorgen gebroken en overziet daardoor het grotere geheel waarvan hij deel uitmaakt. Of, om met Johan Cruyff te spreken: 'Naarmate ik ouder wordt, ga ik steeds meer van het veld zien'.

Ruimte creëren om anderen in je hart te sluiten, betekent oude zaken loslaten. Boedhisten noemen dit wel 'de kleine dood'; de ego-dood die je tijdens je leven verschillende keren moet sterven om tot verlichting te komen. Wat sterft is de 'kleine ik', de egocentrische 'ik', die alleen maar bezig is om zijn eigen beperkte behoeften te bevredigen. Deze 'kleine ik' probeert - vanuit de angst de greep op het leven te verliezen - voortdurend situaties en mensen te beheersen. De 'boze buitenwereld' is een bedreiging waartegen hij zich moet verdedigen. De 'kleine ik' leeft niet, hij overleeft slechts. Spirituele groei gaat dan ook onvermijdelijk gepaard met het om zeep helpen van alle 'kleine ikken', de valse identiteiten waarmee we ons hebben vereenzelvigd. Dit voelt als doodgaan, als levend sterven. Het is alsof we in een zwart gat vallen. Alles waaraan we ons vasthielden, alles wat we dachten te zijn, blijkt ineens een illusie. Wie ben ik nog? Wat ben ik nog? En waarom ben ik nog?

Wie deze dood durft te sterven, gaat weer leven

Leven is geven. Leven is ontvangen. Leven is - kortom - verbonden zijn. Het teken van spirituele groei is dan ook niet de safraankleurige jurk of de lange uren die we in lotushouding kunnen zitten. Spirituele groei kenmerkt zich door het vermogen anderen in je hart te kunnen sluiten. Inderdaad: anderen lief te hebben, zoals jezelf. Wie heeft, geeft. Onvoorwaardelijk. De zon denkt er ook niet over na wie hij vandaag zal beschijnen. De zon schijnt gewoon, omdat het zijn aard is om te schijnen. Een 'zon' te zijn, is wat biologen de 'overloop factor' noemen: je hebt zoveel te geven, dat het zich voorbij je directe omgeving uitbreidt. Tegenwoordig noemen sommigen dit overloopgevoel het Christusbewustzijn. Maar volgens mij is het gewoon onze natuurlijke aard. Ieder mens wil van nature geven, ieder mens wil dienen, maar de meesten van ons hebben het te druk met overleven.

Wie overigens het cynische standpunt inneemt dat mensen niet het vermogen zouden hebben om onvoorwaardelijk te geven en altijd iets terug willen hebben, kan - na zichzelf te hebben afgevraagd waarom hij dit eigenlijk denkt - genoeg wetenschappelijk werk vinden dat bevestigt dat zulke mensen wel degelijk bestaan. Zo werd een groep mensen met een groot inlevend vermogen - geheel tegen hun aard in - niet de gelegenheid gegeven om een ander te helpen. Voor hen in de plaats bood een ander die hulp. Het bleek dat de inlevende mensen net zo blij waren dat het slachtoffer door een ander werd geholpen. Er was blijkbaar gewoon een oprecht verlangen het slachtoffer uit zijn lijden te verlossen.

Wanneer we ons even losmaken van de dagelijkse struggle for life waarin alles draait om 'voor wat hoort wat' en contact maken met diepere lagen binnen onszelf, is het makkelijk en vanzelfsprekend om te geven. Het stroomt. En verbonden met de bron van levensenergie, kun je blijven geven. Dit in tegenstelling tot mensen die geven zonder zelf spiritueel bij te tanken. Op een gegeven moment raakt de accu dan leeg. De energie stagneert, we voelen ons afgescheiden en op den duur krijgen we een burn-out. Levensenergie moet stromen, een mens moet geven en nemen om werkelijk te leven. Stilstaand water gaat rotten en maakt ons op den duur ziek. We vergiftigen onszelf door niet verbonden te zijn met onze omgeving en met de spirituele bron van leven.

Onderzoek wijst dan ook uit dat mensen die zich dienstbaar opstellen veel gezonder zijn dan mensen die dit niet doen. Alan Luks onderzocht 3300 mensen die dagelijks vrijwilligerswerk doen en schreef hierover het boek The Healing Power of Doing Good. Dagelijkse vrijwilligers bleken tien maal zo gezond te zijn als mensen die slechts eens per jaar vrijwilligerswerk doen. Het blijkt overigens wel van belang te zijn dat er in dit werk persoonlijk contact is. Zomaar wat geld op een girorekening overmaken, draagt niet bij tot de feestvreugde van wat wel de helpers-high wordt genoemd. Luks kwam er ook achter dat goed-doen niet alleen meer gezondheid en vitaliteit oplevert, maar bovendien een goede pijnstiller is. Zoals bij die mevrouw in Washington die chronische rugklachten had, behalve als ze weeskinderen verzorgde. Dokter Robert Benson van de Harvard Medical School vond dat weldoeners precies het tegenovergestelde van stress ervaren: 'Als we goed doen, ontspannen we blijkbaar. Metabolisme, hartslag, bloeddruk en ademhaling worden allemaal rustiger. Ook spanning, depressie en boosheid nemen af.'

Je kunt te ver gaan in je zorg voor anderen. Het Institute of HeartMath ontwikkelde een methode om voor anderen te zorgen zonder daarvan zelf het slachtoffer te worden. Deze Cut-Thru methode leert je om bij je 'hogere hartskwaliteiten' - zoals compassie en empathie - te komen. Dit in tegenstelling tot 'lagere hartskwaliteiten' als medelijden en sympathie. Onderzoek liet zien dat mensen die deze methode in de praktijk brachten honderd procent meer Dhea produceerden - een hormoon dat ouder worden tegengaat - en 23 procent minder cortisol - het 'stress-hormoon'. Bovendien waren de proefpersonen psychologisch stabieler. Het instituut ziet 'te veel zorg' als een van de grootste ziekten van deze tijd. Onze bezorgdheid om anderen wordt niet alleen een last voor onszelf, maar ook voor de verzorgde. In plaats van de ander te helpen, creëren we spanning. Cut-Thru betekent slachtoffer-gedachten - zoals 'ik moet altijd voor iedereen klaarstaan, niemand houdt ooit rekening met mij' - doorbreken en bij diepere, meer waarachtige gevoelens.

Een mooi voorbeeld van compassie wordt beschreven in het boek The Fountainhead van Ayn Rand. Wanneer de jonge architect Howard Roark beeldhouwer Steven Mallory in zijn atelier opzoekt, blijkt deze geheel van de kaart te zijn. Hij heeft geen hoop meer en is al zijn idealen kwijt. Als Mallory ziet dat Roark's idealisme ongebroken is, barst hij in huilen uit. 'Na een tijdje keek Mallory weer op. Voor zich zag hij een zachtaardig, kalm gezicht - zonder een spoor van medelijden. Dit was niet het gelaat van een mens die het lijden van een ander met een heimelijk genot aanschouwt, opgetild door het beeld van de bedelaar die zijn compassie nodig heeft. Het had niet de vorm van de hongerige ziel die zich voedt met een ander's vernedering. Roark's gezicht zag er vermoeid uit, strak bij de slapen, alsof hij net een pak slaag had gekregen. Maar zijn ogen waren sereen, terwijl hij Mallory rustig, strak en met een heldere blik van begrip aankeek. In die blik lag respect besloten.'

Naastenliefde is dus iets anders dan mee-lijden of mee-huilen. Compassie betekent boven de pijn uitblijven - onthecht zijn van de pijn -, zodat we in pijnlijke situaties toch positief en constructief kunnen zijn. We leren van jongs af aan om anderen geen verdriet te doen, maar een les die we niet vanzelfsprekend meekrijgen, is om geen verdriet van anderen te accepteren. Iets positiefs toevoegen kan onder alle omstandigheden, zelfs onder de meest bizarre. Dit liet een Amsterdamse politie-agent onlangs zien. De man, die al jaren dagelijks mediteert, moest met een collega een vuurgevaarlijke man onschadelijk maken. Naast een vuurwapen bleek de man ook een mes te hebben, waarmee hij vooral zichzelf had verwond.

Hij had de pezen van zijn vingers doorgesneden. De agenten wisten hem te overmeesteren en naar een ziekenhuis te brengen. Daar aangekomen bleek de man zo bang voor een verdoving te zijn, dat hij als een dolle te keer ging. Ze moesten met drie man bovenop hem gaan zitten om de zuster haar werk te laten doen. Toen de politie-agent een paar uur later de celdeur achter de patiënt wilde dichttrekken, riep de man hem terug. Hij keek de agent doordringend aan en zei: 'Ik zal jouw ogen nooit vergeten.' Zo simpel kan een daad van menslievendheid zijn: Een blik, een glimlach, een houding, een gebaar.

Voormalig astronaut Edgar Mitchell, oprichter van het Altruistic Spirit Program van het Institute of Noetic Sciences in Sausalito in Californië, noemt dit 'de gave van erkenning': 'Altruïstisch ingestelde mensen hebben altijd een enorm respect voor de waardigheid van ieder individu. Ik heb het idee dat dát het is wat levens doet veranderen.' Hoe respect levens kan veranderen, werd mij onlangs duidelijk toen ik in India een kennis uit New York tegenkwam. We bevonden ons hoog op een berg in het centrum van de Brahma Kumaris World Spiritual University. De kennis had een verantwoordelijke taak in het Brahma Kumaris meditatiecentrum in New York en vond dat hij daarin het afgelopen jaar was tekortgeschoten. Hij had hierover een gesprek gehad met Dadi Janki, een van de leidinggevende vrouwen in de organisatie. In plaats van een uitbrander of een terechtwijzing, had ze hem gevraagd of hij er het komende jaar nog een taak bij wilde nemen. Het respect en het vertrouwen dat ze hem op dat moment gaf, gaf hem de vleugels om er een fantastisch jaar van te maken.

Het Altruistic Spirit Program van Edgar Mitchell geeft vanaf 1987 een jaarlijkse Temple Award for Creative Altruism aan gewone mensen die problemen signaleren en daar iets aan doen: 'Een kenmerk van altruïsten is dat ze zeer competent zijn in wat ze doen, maar meestal iets doen waarvoor ze niet direct zijn opgeleid. Wellicht is dit ook hun grote kracht; ze zien oplossingen en invalshoeken die mensen uit het vak al lang niet meer zien.' Nicolien de Kroon is een schoolvoorbeeld. Toen ze op een avond op het Journaal de Golfoorlog zag naderen, besloot ze een daad te stellen. Ze vloog naar Genève om de heren te vragen toch vooral aan de kinderen te denken. Toen de Golfoorlog enkele maanden later toch uitbrak, vloog ze naar Washington om President Bush persoonlijk te spreken. Toen het tot Nicolien doordrong dat ze van deze 'heren op leeftijd' weinig te verwachten had, besloot ze om zelf aan de slag te gaan. Sinds 1991 heeft zij - vaak eigenhandig - ruim drieduizend ton kleding, voeding, medicijnen en 'heel veel knuffels' naar kinderen in Koerdistan, voormalig Joegoslavië, Moldavië en Tjetsjenië gebracht. Dat zijn meer dan 120 vrachtauto's vol!

Iedereen vindt het prachtig wat ze doet, en toch zijn er maar weinig die het ook doen. We geven wel om onze naasten, we hebben wel te doen met die arme kinderen, maar...

In 1964 had een incident plaats dat een vloedgolf aan onderzoek teweegbracht en tot het 'toeschouwer-effect' werd gedoopt. Achtendertig mensen in een respectabele New Yorkse wijk keken een half uur lang toe hoe de jonge Kitty Genovese werd vermoord en verkracht door een man die haar herhaaldelijk met een mes stak. Niemand hielp. Geen Samaritaan te bekennen. Toen iemand eindelijk de politie belde, was Kitty al dood. Uit onderzoek kwam naar voren dat mensen onzeker waren over hoe ze in zo'n situatie moesten reageren. Iedereen wachtte op iedereen. Hoe weet je of het echt is? Misschien is het een film? Als je ingrijpt, ga je misschien wel verschrikkelijk af. Het meest veilige is dus af te wachten en te zien hoe anderen zullen reageren.

Hoe meer mensen er bij een gebeurtenis betrokken zijn, hoe kleiner de kans dat iemand ingrijpt. Er zijn experimenten gedaan in een wachtkamer, waarbij aan de andere kant van de deur een vrouw duidelijk hoorbaar valt, zich bezeert en om hulp roept. Van de mensen die alleen in de wachtkamer zitten, gaat zeventig procent naar binnen om te helpen. Wanneer mensen echter samen met een vreemde zitten te wachten die niet ingrijpt, schiet slechts zeven procent het slachtoffer te hulp.

Volgens Thomas Hurley van het Altruistic Spirit Program weten echte altruïsten feilloos wanneer ze hun doel hebben bereikt en het tijd is om los te laten. Hurley schrijft dit toe aan hun spirituele oefening: 'Ze hebben iets om op terug te vallen'. Dienen is voor de altruïst een levenshouding. Wanneer hij zich afhankelijk zou maken van het resultaat van zijn diensten, zou hij zijn spirituele grondslag en daarmee zijn integriteit kwijtraken. Hij zou geen altruïstische dienaar meer zijn, want hij verlangt iets van degene die hij dient. Ware dienstbaarheid is afzien van het resultaat. Van Mahatma Gandhi is bekend dat hij om deze reden - tot grote wanhoop van de Engelse onderhandelaars - regelmatig stiltedagen inlastte. Gandhi wist dat hij zijn geweldloze strijd zou verliezen als hij zijn eigen geweldloosheid zou kwijtraken. Ook liefdadige zielen als Martin Luther King, Moeder Theresa of Jezus Christus hebben hun leven lang hard gewerkt om hun spirituele reserves op peil te houden. Ze lieten zich niet misleiden door de beperkte beloning van roem, rijkdom of tijdelijk comfort. Ieder van hen had de ruimdenkendheid om het grootste perspectief te blijven zien.

Hierdoor bleven ze toegang houden tot een van de best bewaarde geheimen van de menselijke geschiedenis: Het ontvangen ligt besloten in het geven.

Originele bron: www.kristijn.com



Bron: aquariusage