De waarheid is moeilijk te definiëren. Geleerden die in het verleden graven; wetenschappers die naar een verklaring zoeken van het heelal, van het atoom, van een vlinder; buren die over het hek van hun achtertuin met elkaar praten, ieder probeert de dingen te zien zoals ze werkelijk zijn. Deze uitdrukking, de dingen zoals ze zijn, is veelzeggend. We zouden die voorlopig kunnen aannemen als een definitie van waarheid: de dingen-zoals-ze-zijn, in tegenstelling tot wat ze voor onze zintuigen en ons beperkte verstand schijnen te zijn.
Ons zoeken naar waarheid gaat hand in hand met ons vermogen haar te begrijpen. Het ontvankelijk maken van onze natuur, waardoor we méér worden, een dieper en meedogender begrip ontwikkelen, is onderdeel van dit proces. Zij die ruimer van hart en geest zijn, kunnen dieper zien achter de uiterlijke schijn; ze worden niet gehinderd door onze beperkte horizon.
Wat belet ons de dingen te zien zoals ze werkelijk zijn? Natuurlijk speelt de illusie van de schijn, in het oosten maya genoemd, een rol. Ontelbare voorbeelden bevestigen dat schijn bedriegt, en ook onze vooropgezette meningen staan ons in de weg. We zien alleen wat we willen zien. We bekijken de werkelijkheid door een bril die al gekleurd is. Ieder tijdperk en iedere cultuur geeft de bril een andere kleur. We willen dat de werkelijkheid zich aan ons voordoet zoals wij denken dat ze moet zijn, in plaats van zoals ze is. Onze menselijke natuur staat niet open en is niet flexibel genoeg; ons denken is niet vrij van vooroordelen en onze intuïtie is niet voldoende wakker om tot het hart van de dingen door te dringen. Tot nu toe zijn we slechts gedeeltelijk geëvolueerd of ontwaakt.
Iedereen heeft een soort verlangen om te weten hoe de dingen werkelijk zijn. ‘Hoe gaat het met je?’ vragen we aan een vriend. We willen dat weten. We hebben banden met die persoon. Zijn welzijn en het onze zijn verbonden. Als hij zich niet goed voelt, voelen ook wij ons wat minder goed. Hoe is het werkelijk met hem? Laten we zeggen dat hij een dokter bezoekt, en op allerlei manieren wordt onderzocht en in goede gezondheid bevonden. Wat zeggen al die feiten ons over hem? Praktisch niets. Dat komt omdat de belangrijkste aspecten van een mens onzichtbaar zijn. Het is onmogelijk de ware persoon alleen aan de hand van uiterlijke dingen te ontdekken, want hij is veel meer dan dat. Moeten we dezelfde redenering niet ook op andere gebieden toepassen? Op vogels en bloemen, op de wind en de regen, op kometen en zonnen? Hebben ook deze dingen niet een innerlijke werkelijkheid achter de uiterlijke schijn? Dichters voelen dit zeer sterk. Daar gaat het om in de dichtkunst.
Met andere woorden, onze openheid en ontvankelijkheid voor de innerlijke waarheid moeten net zo groot zijn als de aandacht die we geven aan het observeren en classificeren van zichtbare verschijnselen. De dingen aanvoelen is vaak belangrijker dan ze te analyseren, te meten en te wegen. Het zoeken naar waarheid is geen intellectueel spel. Het is een naar binnen en naar buiten zien. Wat we buiten ons zien betekent niets als het niet iets in ons oproept. Hoe kunnen we schoonheid, grootsheid en moed kennen als die eigenschappen niet in ons zijn en daarop reageren? In die zin leeft de waarheid in ons als een goddelijke mogelijkheid of, zoals Browning het uitdrukte: ‘Diep in ons allen bevindt zich een innerlijk centrum, waar de waarheid ten volle verblijft.’ Uit dat stille centrum komen flitsen en inzichten. De mysticus of wijze, de kunstenaar of dichter, brengt deze flitsen tot uitdrukking, en die hebben het vermogen ons wakker te roepen.
De waarheid zetelt in het hart van het hart van alle wezens, groot en klein. Sommigen hebben een dieper begrip van deze waarheid ontwikkeld. Wij bevinden ons in het menselijke stadium van begrip en zelfexpressie. Vogels zijn vogels op grond van hetzelfde proces. Goden zijn goden omdat ze het goddelijke tot ontwikkeling hebben gebracht. Daarom is het zoeken naar waarheid door alle eeuwen heen in verband gebracht met het denkbeeld van een pad, een pad van het zich ontvouwen van latente vermogens. We bevinden ons op dit pad dat leidt naar de volle bloei van het menszijn, of we dit beseffen of niet. Wanneer we ons gezichtsveld uitbreiden zodat het vele levens of reïncarnaties omvat, beseffen we dat er voor iedereen voldoende tijd is om zijn hogere mogelijkheden te ontwikkelen. Zij die dat met succes hebben volbracht, zijn de grote leraren en filosofen: Christus, Boeddha, Zarathoestra en een groot aantal anderen, onder wie Plato en Pythagoras.
De waarheid heeft geen uiterlijke kracht nodig want ze overtuigt door haar innerlijke geloofwaardigheid. Naar wat voor waarheid zoeken we? Een religieuze, filosofische of wetenschappelijke? Soms denkt men dat deze drie onverenigbaar zijn. Dat is echter niet het geval, want het zijn facetten van de ene waarheid – in de mens, in de natuur, in de kosmos. De een kan de werkelijkheid benaderen vanuit een spiritueel gezichtspunt, een ander vanuit het intellectuele, een derde door het waarnemen van de fysieke wereld met al haar wonderen en schoonheid. Ze kunnen elkaar net zomin tegenspreken als het feit dat ik een ziel ben in tegenspraak is met dat ik ook een lichaam bezit. Als men het goed begrijpt kan de wijsheid van iedere tak van wetenschap de andere alleen aanvullen en uitbreiden, want ieder benadert dezelfde werkelijkheid vanuit een ander gezichtspunt.
Het grote heelal omringt ons aan alle kanten. Het is onze ouder; we zijn eruit voortgekomen. Alles wat wij in het klein zijn, moet het heelal op een enorm grote schaal zijn. We hoeven slechts op een nacht naar buiten te gaan als de wijze oude sterren stralen. Als we omhoogkijken naar de onmetelijke hemelen, wordt er in ons iets wakker, een gevoel dat ver uitgaat boven het bereik van het eindige verstand. De ziel verlangt naar de oneindigheid die ze niet kan bevatten: het innerlijke reikt naar het innerlijke.
Volgens de oude overleveringen heeft ons heelal een bepaalde structuur en werkt het op een bepaalde manier. Het werd geboren zoals wij zijn geboren, leeft zijn leven en zal, net als wij, op een dag sterven en rusten. En eens, in de verre, verre toekomst zal het opnieuw worden geboren. Religie, wetenschap en filosofie proberen het te verklaren en ook hoe wij ermee samenhangen. Ze zoeken naar de waarheid, benaderen de situatie vanuit hun respectieve gezichtspunten en gebruiken hun eigen termen, maar over de waarheid kan geen definitieve uitspraak worden gedaan. Hoe meer iemand tot het mysterie doordringt en eerlijk verslag uitbrengt van zijn bevindingen, des te meer zullen zijn conclusies overeenstemmen met de even eerlijke bevindingen van anderen, of die nu van metafysische of fysische aard zijn. Maar wanneer de geest van het vrije onderzoek is verdwenen uit een organisatie die was bedoeld om hem te huisvesten, blijven er alleen lege ceremoniële, steriele, intellectuele gemeenplaatsen over.
We zijn allen leerlingen die ervaringen met elkaar uitwisselen, en we zouden niet veel leren als we alleen diegenen raadpleegden die ons standpunt delen. Vaak leren we meer van hen die anders schijnen te denken dan wij. Maar soms worden mensen met opvattingen die nauw verwant zijn gescheiden door een barrière van woorden. Als men veeleer naar overeenkomsten dan naar verschillen zou zoeken, zou men overeenstemming vinden op het brede terrein van algemene beginselen. Wat is het verschil tussen het karma van het oosten en het zaaien en oogsten van het Nieuwe Testament? De waarheid is één, dat kan niet anders, maar de wegen die ernaartoe leiden zijn even talrijk als de zoekers.
Dit betekent dat door de eeuwen heen alle pogingen om de kosmos te verklaren, gebaseerd zijn, gebaseerd moeten zijn, op bepaalde beginselen en ervaringen die we allen gemeen hebben, waaronder de mystieke en de dichterlijke.
Eén manier om de waarheid springlevend te houden en in ons hart te doen groeien is door haar telkens opnieuw onder woorden te brengen. Anders worden we aanbidders van komma’s en puntkomma’s, en ligt de waarheid begraven onder mantra’s die eindeloos en gedachteloos worden herhaald. In de loop van vele eeuwen wordt de levende geest van de waarheid gekerkerd in zijn eigen organisaties. Dogma’s groeien in het denken van de mens. Eens waren ze symbolen van een levende boodschap, maar vroeg of laat worden ze als schelpen die men langs stille stranden vindt, vaak heel mooi, maar dingen waaruit het leven en de zin zijn verdwenen. Het antwoord op ons zoeken naar waarheid ligt niet in organisaties maar in onszelf.
De geest van het allerhoogste is in alle dingen. In de wind die langs ons gezicht strijkt, in de mus en het madeliefje en de kiezelsteen, in hen die lijden en in hen die gelukkig zijn, in het mooie en in het lelijke, en in het lelijke dat mooi wordt door de innerlijke geest. De wijsten onder de mensen hebben de mens afgeschilderd als een kind van de kosmos. Zij zagen de werelden die de velden van de ruimte vullen als bezield door kosmische godheden, in wie we leven, ons bewegen en ons bestaan hebben; dat het leven dat de heelallen bezielt ook in ons klopt, en dat ook wij de begunstigden zijn van zijn serene wetten.
De waarheid is buiten ons en in ons. Ze is het hoe en waarom van de dingen in ons en in onze wereld. We worden aangespoord ernaar te zoeken door krachten in onszelf, kwaliteiten van de ziel. Hoeveel komt er tot ons door leed? Hoeveel door vreugdevolle bewustwording? Hoeveel door dagelijks het beste dat in ons is te geven bij het vervullen van onze plichten? Hoeveel door onze liefde voor onze medemensen, bekende en onbekende, die met ons het levenspad bewandelen? (Theosophical University Press Agency)
Bron: happynews