Het lijkt op een zeepbel of wellicht op een camerafout, maar op een nieuwe opname is een pas ontdekte planetaire nevel zichtbaar. Dave Jurasevich van het observatorium Mount Wilson in Californië stuitte op 6 juli 2008 op de ‘Cygnus Bubble’, die vernoemd is naar het sterrenbeeld waar het object zich in bevindt, terwijl hij beeldmateriaal verzamelde van een bepaald gebied aan de hemel. Enkele dagen later verscheen de nevel ook op foto’s die werden gemaakt door de amateur-astronomen Mel Helm en Keith Quattrocchi en toen wist Jurasevich het zeker: hij had een nieuwe planetaire nevel ontdekt.
De bubbel, welke sinds vorige week officieel PN G75.5+1.7 wordt genoemd, is er echter al een tijdje. Een nadere analyse van de beelden van de tweede Palomar Sky Survey laat zien dat het zestien jaar geleden dezelfde grootte en helderheid had. Jurasevich denkt dat men de nevel over het hoofd heeft gezien omdat het zeer zwak is. “Het is een prachtig voorbeeld,” aldus Adam Frank van de Universiteit van Rochester in New York. “Bolvormige nevels zijn zeer zeldzaam.” Een verklaring is dat we naar een typisch cilindrisch object kijken, dat vanaf onze planeet op een reusachtige bel lijkt. Het is hoe dan ook verbazingwekkend symmetrisch volgens Frank.
Planetaire nevels, die zo worden genoemd dankzij een foute gedachtegang van vroegere astronomen, worden gevormd wanneer een ‘vergrijzende’ ster die tot acht keer zo massief is als de zon diens buitenste lagen uitstoot als wolken van lichtgevend gas. Het overgrote deel van deze nevels heeft een elliptische vorm, heeft twee rondingen aan de buitenkant of is sigaarvormig. Hoewel onze ster ook een grote hoeveelheid materie uit zal stoten in diens laatste levensfase bevat het lang niet genoeg massa om ook te eindigen als een kleurrijke nevel.
Bron: astroversum.nl