Westerse burgers moeten Afrika te hulp komen door actie te voeren tegen ontwikkelingshulp, schrijft Dambisa Moyo in haar boek Dead Aid. Ze heeft het niet zo op het 'leger van morele campagnevoerders' als Bono, Bob Geldof, Angelina Jolie en de overleden paus Johannes Paulus II, die juist pleiten voor meer hulp.
door Dirk Kloosterboer
De econoom Dambisa Moyo groeide op in Zambia en heeft gewerkt bij de Wereldbank en bij Goldman Sachs. Al moet ze niets hebben van de moralistische glamour aid, 'zelfs is ze ook een beetje een glamourfiguur geworden. 'Dambisa Moyo is voor de hulp wat Ayaan Hirsi Ali is voor de islam', schreef ontwikkelingseconoom Paul Collier in het Britse dagblad The Independent. 'Hier heb je een Afrikaanse vrouw, welbespraakt, knap, glamorous, met een boodschap die schaamteloos politiek incorrect is: verminder de hulp aan Afrika'.
Waar Collier Moyo vergelijkt met Hirsi Ali, prijst de Volkskrant haar aan als een tegenhanger van Naomi Klein. In één opzicht gaat die vergelijking in ieder geval niet op: Moyo schrijft een stuk slechter dan Klein. Haar boek zit rommelig in elkaar en boude beweringen worden soms nauwelijks onderbouwd.
Toch is Dead Aid een waardevol boek. In de eerste plaats natuurlijk omdat Moyo zelfingenomen wereldverbeteraars als Bono van de Ierse rockband U2 de oren wast. In de tweede plaats omdat het boek misschien ervoor kan zorgen dat er serieus naar de voor- en nadelen van ontwikkelingshulp wordt gekeken.
Biljoen dollar
Dat er van alles misgaat in de hulp is al langer bekend. Degenen die hun brood verdienen in de sector zijn zelf altijd de eersten om dat deemoedig te erkennen. 'We hebben geleerd van de fouten die zijn gemaakt', volgt dan onmiddellijk 'van nu af aan gaan we het anders doen'. Op die manier kan je de discussie voortdurend voor je uitschuiven, zo merkte de filosoof Hans Achterhuis in het verleden al eens op.
En dat gebeurt dan ook. De afgelopen decennia is er meer dan een biljoen (miljoen keer miljoen) dollar aan hulp naar Afrika gegaan, stelt Moyo, maar de problemen zijn er niet minder op geworden. Hulp zou een verstikkend effect hebben op initiatieven van de lokale bevolking.
Haar belangrijkste en meest overtuigende argument tegen ontwikkelingshulp is dat het ervoor zorgt dat overheden zich weinig aan hoeven te trekken van de lokale bevolking. 'Zolang de overheid makkelijk aan geld kan komen blijft ze oppermachtig. Ze hoeft alleen maar verantwoording af te leggen aan haar donoren (en dan nog alleen op papier).'
Ontwikkelingsorganisaties zeggen dat ze dit probleem allang aanpakken door meer voorwaarden aan de hulp te verbinden op het gebied van goed bestuur en accountability. Alle goede bedoelingen veranderen echter niets aan het feit dat het de donoren zijn die de touwtjes in handen hebben, en niet de lokale bevolking. Accountability blijft op die manier een top-down-concept, zo merkte de mensenrechtenactivist Conor Foley onlangs op in zijn boek The Thin Blue Line.
Dat probleem los je ook niet op door het geld niet aan overheden te geven, maar aan lokale NGO's, zoals Nederlandse ontwikkelingsorganisaties bepleiten. Ook die lokale NGO's zullen zich voegen naar de agenda van de donoren, hoeveel belang er op papier ook wordt gehecht aan participatie door de lokale bevolking.
Moyo is overigens niet tegen alle vormen van hulp. Ze ziet wel iets in microkredieten en in andere vormen van hulp waarbij geld rechtstreeks aan de burgers wordt gegeven. Ook benadrukt ze dat haar boek over structurele hulp gaat en niet over noodhulp. De suggestie is dat noodhulp minder schadelijk is, maar wie De crisiskaravaan van Linda Polman heeft gelezen zal daar niet zo optimistisch over zijn.
Langzaam afbouwen
In de media is het beeld ontstaan dat Moyo de ontwikkelingshulp abrupt af wil schaffen, maar dat is niet helemaal waar. Ze bepleit om de hulp in een periode van vijf tot tien jaar af te bouwen, met als uiteindelijke doel een 'wereld zonder hulp'. Tegelijk zouden westerse landen de oneerlijke handelsbarrières moeten afschaffen, terwijl ontwikkelingslanden op zoek zouden moeten gaan naar alternatieve financieringsbronnen.
Op korte termijn kunnen ze daarvoor terecht bij China, stelt Moyo. Dat land heeft de afgelopen jaren vele miljarden in Afrika geïnvesteerd, voor een deel in de vorm van ontwikkelingshulp. Dit tot chagrijn van westerse hulpinstellingen, die soms domweg worden afgewezen door Afrikaanse landen die een aantrekkelijker bod uit China hebben gekregen.
Westerse hulpverleners zeggen dat hun ergernis over China's bemoeienis met Afrika niet voortkomt uit gekrenkte trots, maar uit oprechte zorg over het feit dat de Chinezen geen voorwaarden aan hun hulp verbinden op het gebied van goed bestuur, mensenrechten of milieu. Moyo vindt die kritiek hypocriet: het westen heeft immers zelf een lange traditie van steun aan 'de beruchtste plunderaars en despoten van Afrika', zoals Mobutu, Idi Amin en Bokassa.
Ze kan zich wel iets voorstellen bij de kritiek op Chinese bedrijven die geen banen creëren voor de lokale bevolking en die gevaarlijke arbeidsomstandigheden laten bestaan in de mijnbouw. Dit is in haar ogen echter een kwestie waar het westen zich niet mee moet bemoeien. Het probleem moet worden aangepakt door Afrikaanse overheden – 'let wel: Afrikaanse overheden (die verantwoording afleggen aan hun eigen volk), niet de rest van de wereld'.
Moyo stelt dat China een vriend is voor de Afrikanen. Ze is warm voorstander van Afrikaanse landen die de westerse ontwikkelingshulp inruilen voor zaken doen met China. Tegelijk waarschuwt ze dat de geldstroom uit China ook op kan drogen: Africa may not always be the belle of the ball.
Hierin heeft ze inmiddels gelijk gekregen. De New York Times signaleerde eind maart dat de Chinezen door de economische crisis een stuk zakelijker omgaan met hun Afrikaanse investeringen. Het enthousiasme over China is inmiddels bij veel Afrikanen omgeslagen in verbittering. In Guinea heeft dit al geleid tot plunderingen van Chinese ondernemers.
Als meer structurele oplossing pleit Moyo ervoor dat Afrikaanse landen zich door de markt laten financieren, bijvoorbeeld door obligaties uit te schrijven. Ze haast zich te zeggen dat de financieringswijze niets hoeft te zeggen over het beleid dat je vervolgens voert. Je kan geld uit de markt ook gebruiken om een socialistisch beleid te voeren, als je dat zou willen. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat ze bij socialistisch beleid denkt aan landen als Zweden en Denemarken.
Shocktherapie?
Er is gesuggereerd dat Moyo's aanbevelingen gevaarlijk veel lijken op de door Naomi Klein beschreven 'shocktherapie'. Dit neoliberale recept is door instellingen als de Wereldbank met desastreuze gevolgen opgelegd aan uiteenlopende landen, van Zuid-Afrika tot Rusland.
Wat Moyo bepleit is echter iets anders. Ze gelooft in marktwerking, maar ze pleit niet voor het privatiseren van publieke voorzieningen en het verlagen van belastingen. Integendeel, ze stelt dat het gezond is als overheden belasting heffen. Ze hebben dan belang bij een levensvatbare middenklasse, die de belastingen immers moet opbrengen. Ook zijn ze dan gedwongen om verantwoording af te leggen aan die middenklasse.
Het geleidelijk afbouwen van de hulp zal uiteindelijk alleen maar voordelen opleveren, verwacht Moyo. Tegelijk is ze wel zo realistisch om in te zien dat dit niet één-twee-drie zal gebeuren. De huidige machthebbers in Afrika hebben er alle belang bij om de status quo in stand te houden.
Datzelfde geldt voor westerse hulpverleners: 'Westerse donoren hebben een hulpindustrie te voeden, boeren die gunstig moeten worden gestemd (terwijl ze kwetsbaar zijn als handelsbarrières worden weggenomen), linkse achterbannen met 'altruïstische' motieven die gesust moeten worden en, gezien de economische uitdagingen waar ze zelf voor staan, heel weinig tijd om zich zorgen te maken over het ter ziele gaan van Afrika'.
In tegenstelling tot westerse donoren en Afrikaanse machthebbers hebben gewone Afrikanen er wel alle belang bij om een einde te maken aan de 'hulpverslaving' van hun overheid, stelt Moyo, maar die hebben weer weinig macht. Wat overblijft is het westerse publiek. Zoals westerse burgers in actie zijn gekomen voor eerlijkere handelsregels, zo moeten ze ook in actie komen om te zorgen dat de hulp wordt afgebouwd, vindt ze.
Titel: Dead Aid: Why Aid is not Working and How There is Another Way for Africa
Auteur: Dambisa Moyo
Blz: 188
Uitgeverij: Allen Lane, Londen
Een Nederlandse vertaling verschijnt in augustus
Bron: ravagedigitaal